afb.
Geb. Den Haag 18 februari 1817, overl. Den Haag 14 september 1891. Reeds op zijn 14de jaar ontving hij lessen (toneeldecoratie, schilderen) van B. van Hove, in zijn leerjaren tot 1835 schilderde hij stadsgezichten onder invloed van Van Hove. Van 1831-1835 en 1839-1840 leerling Akademie van Beeldende Kunsten in Den Haag. In zijn jeugd ontving hij raadgevingen van W.J.J. Nuyen, was later medewerker van C.J. Behr. In 1835 maakte hij een kunstreis naar Duitsland (Keulen, Koblenz) met S.L. Verveer, ging in 1837 enige maanden naar België (Antwerpen) en maakte in 1838-1839 met C. Kruseman een reis naar Frankrijk (Parijs en Rouaan). In 1845 werd hij lid van de Koninklijke Akademie te Amsterdam. Hij is beroemd geworden door het schilderen en tekenen (sepia's) van kerkinterieurs, soms min of meer geïnspireerd op het werk van Rembrandt. Ook heeft hij geëtst en gelithografeerd. Bezocht in 1856 met zijn echtgenote Gent in België, werd in datzelfde jaar ridder in de Leopoldsorde. Gaf o.m. les aan M.Ph. Bilders-van Bosse en W.P. de Haas.
... Jan Cunen Museum Oss: kerkinterieur van de St.-Jan te 's-Hertogenbosch; kerkinterieur; kerkinterieur; schet van kerkinterieur; schetsblad met figuren. Rijksmuseum Twenthe Enschede: kerkinterieur (orgel kathedraal Den Bosch) 1840; de hoofdkerk te Trier (interieur 1871) ...
J. Bosboom, 'Een en ander betrekkelijk mijne loopbaan als schilder', 1891 (herdrukt 1946 met toelichting door A. Glavimans); Colmjon-Scheen; Elsevier 1891 (I.P.A.M. Boele van Hensbroek), 1917 (LIII, H.F.W. Jeltus); Hist. Galerij I (blz. 85) II (blz. 219); De Gruyter, 'De Haagse School'; Immerzeel; Kramm; Kunstkronijk 1834/44 (blz. 68), 1844/45 (blz. 20, 76), 1845/46 (blz. 60), 1846 (blz. 28), 1848 (blz. 60), 1850 (blz. 66), 1851 (blz. 18), 1852 (blz. 14), 1858 (blz. 46), 1860 (blz. 10), 1861 (blz. 62), 1862 (blz. 58), 1864 (blz. 2), 1866 (blz. 82), 1868 (blz. 58), 1871 (blz. 6), 1876 (blz. 46), 1878 (blz. 180); Luns; Lurasco; Maandblad voor Beeldende Kunsten (mr M.F. Hennus, februari 1940); Marius; Tentoonstelling Museum het Prinsenhof, Delft, cat. dec. '58 - febr. '59; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek I; Op den Uitkijk (H.C. de Bruijn jr) dec. 1958, blz. 116-120; Oud-Holland 1923/24 (41ste jaargang, dr H.E. van Gelder); Plasschaert; Scheen; Schildersboek 1898 (deel I); Thieme-Becker; Van Hall I en II; Waller; Wurzbach.
| 137-138 |
Margriet van Boven e.a., Noordbrabants Museum (1979) 82
Paul Huys Janssen, Gekoesterde schoonheid (2010) 54-55
Elisabeth Leijnse, Cécile en Elsa, strijdbare freules (2017) 46
Charles de Mooij en Paul Kokke, De Muze als Motor : Beeldende kunst en de ontwikkeling van het moderne Brabant, 1796-1940 (1996) 58, 136, 139, 168
Jan van Oudheusden, Geschiedenis van Brabant van het hertogdom tot heden (2004) 665
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 480, 481
Pieter A. Scheen, Nederlandse Beeldende Kunstnaars 1750-1950 A-L (1969) 137-138, 177-197